Grenzen aan keuzes?

Als kind van onze cultuur zeg ik zonder aarzelen dat het een groot goed is dat mensen en consumenten keuzes kunnen en mogen maken. Natuurlijk stellen we als samenleving grenzen aan die keuzevrijheid. In Nederland is het bijvoorbeeld niet handig wanneer iemand invulling wil geven aan zijn vrijheid keuzes te maken door in het verkeer consequent links te gaan rijden.  Een vrije samenleving en grenzen aan keuzevrijheid kunnen kennelijk samengaan.

Met deze gedachte in het achterhoofd, is het de tweede, gepubliceerde uitspraak van de geschillencommissie Kifid van dit jaar, 2021-0002, die mij bezighoudt.

De casus is simpel. In 2010 sluiten consumenten een hypothecair krediet. De betreffende aanbieder kent het fenomeen van loyaliteitskorting. Deze komt erop neer, dat de consumenten een extra korting krijgen op de rente van de hypotheek, indien ze akkoord gaan dat bij tussentijdse aflossing van de hypotheek, bijvoorbeeld bij verkoop van de woning, boeterente moet worden betaald. Voor het afzien van het recht om de lening boetevrij af te lossen ontvangen de consumenten een rentekorting van 0,3 %.

Als gevolg van echtscheiding moet in 2020 de woning verkocht worden en worden de consumenten geconfronteerd met een boete van ruim € 23.000.

De boete staat in geen verhouding tot het rentevoordeel dat de consumenten hebben genoten. De geschillencommissie is in haar uitspraak duidelijk: de consumenten werden bijgestaan door een adviseur, de spelregels waren bekend en de consumenten hebben deze keuze in vrijheid gemaakt. Ergo: de aanbieder mag terecht aanspraak maken op deze boeterente.

De uitspraak van de geschillencommissie KiFiD staat voor mij niet ter discussie. Waar ik wel mee worstel, is de vraag of het bieden van de keuze voor een loyaliteitskorting wenselijk is?

Het aanbieden van een loyaliteitskorting is knabbelen aan het beginsel van solidariteit. Zonder deze keuze wordt de aanbieder elk jaar geconfronteerd met voortijdige beëindiging van overeengekomen, hypothecaire geldleningen. De verliezen die de geldverstrekker hierop lijdt, worden als kosten omgeslagen over alle hypotheeknemers. De consumenten die de hele rentevastperiode uitdienen, betalen dan iets te veel. De mensen die tussentijds de woning verkopen hebben een voordeel.

Die solidariteit komt echter onder spanning te staan, wanneer de kans op voor- en nadeel bepaald wordt door bewuste keuzes die de consument maakt. Het feit dat je gaat scheiden is toch je eigen beslissing? Wanneer je dat besluit neemt, moet je ook zelf maar de financiële gevolgen dragen.

Tja zo kun je ernaar kijken.

Maar nu even terug naar 2010. Ik zie dan twee consumenten voor me die voor hen samen een mooie toekomst voor zich zien. Zij hebben misschien maximale inspanningen geleverd om de woning gefinancierd te krijgen. Zij krijgen de kans om de maandelijkse woonlasten te verlagen, omdat ze denken de rentevastperiode te gaan uitdienen. Hoe realistisch is het om van deze consumenten te verwachten dat ze een juiste afweging kunnen maken van de voordelen op korte termijn en de risico’s op langere termijn?

Wanneer na de scheiding geen van beide partners een inkomen heeft dat voortzetting van de hypotheeklast mogelijk maakt, is er weinig vrijheid van keuze om de woning wel of niet te verkopen.

Vind ik deze consumenten “zielig”. Nee dat niet. Ik vermoed dat de verkoopprijs van de woning in 2020 hoger zal zijn geweest dan de aankoopprijs in 2010.  En inderdaad de aanbieder was duidelijk in zijn voorwaarden. Er heeft niets onethisch plaatsgevonden.

Toch kan ik mij voorstellen dat de consumenten een geweldige kater hebben overgehouden en dat zij – ondanks de moeite die de geschillencommissie heeft gedaan om haar besluit te motiveren – de financiële sector als negatief ervaren.

De technische mogelijkheden om consumenten keuzes te bieden zullen steeds groter worden. De uitdaging waar we als sector voor staan, is, denk ik, of we het vergroten van de keuzemogelijkheden voor consumenten als onze opdracht zien. Dan wel dat we, in het belang van de consument zelf en ter bescherming van de reputatie van de sector, prudent zijn waar we de consument wel en geen keuzes bieden. Ik neig naar dit laatste.

X